PINKSTEREN: van vonk tot uitslaande brand

Laatst bijgewerkt: maandag 22 juni 2020 Gepubliceerd: woensdag 27 mei 2020

Albeelding © Gerd Altmann via Pixabay 

Het verhaal gaat dat God bij de schepping van de wereld een vonk van zichzelf in de schepping wou leggen. Maar waar moest die dan komen? Op een plaats waar de mensen ze zouden kunnen vinden. Dus niet op de bodem van de oceaan of op de toppen van de Himalaya. Maar het mocht ook weer niet te gemakkelijk worden om ze te vinden. Want, zo dacht God, wat te gemakkelijk te vinden is, is voor de mensen te banaal. Daarom legde hij zijn goddelijke vonk in het hart van ieder mens. Op die manier zouden de mensen ze altijd met zich meedragen. En zo gebeurde het.

Maar God wist ook wel dat de mensen zijn vonk niet gemakkelijk zouden herkennen. Want ze kijken weinig in het eigen hart. Ze lopen zo gemakkelijk aan zichzelf voorbij. Ze verliezen zich in de drukte en het lawaai van de wereld, in hun dagelijkse zorgen en beslommeringen. Terwijl je die vonk van God maar kunt zien en voelen als je de stilte opzoekt. Als je ook je eigen innerlijke lawaai even stil kunt leggen en tot op de bodem van je hart kunt afdalen.

De stilte spreekt

Dichtbij dus is de vonk, in ons eigen hart, maar toch moeilijk te vinden. Dat wist Paulus ook al, toen hij in zijn brief aan de Romeinen schreef dat “de Geest in stilte in ons spreekt met onuitsprekelijke verzuchtingen”. En ook Sint-Augustinus wist van wanten, toen hij ontdekte dat God hem intiemer was dan zijn eigen intimiteit. “Hoe is het mogelijk”, zegt hij in zijn Belijdenissen, “Gij God waart binnen en ik was buiten. Gij in mij, maar ik verloren in de drukte, buiten mijzelf, in het lawaai van de wereld.”

De Geest van God is met het diepste van onszelf verweven. Hij ademt in onze adem. De heilige Geest: dat is God van de binnenkant gezien. De Geest die in ons binnenste die goddelijke vonk aanwakkert en tot ontbranding brengt. Die Geest heeft ook de twaalf apostelen bewerkt. En dat hadden ze ook nodig. Hoe ontredderd waren ze niet, angstig en verkrampt gebarricadeerd in zichzelf, onbereikbaar, gevangen in het trauma van Jezus' kruisdood. Hoe bang waren ze niet voor wat er nog kon gebeuren, hoe afwezig was het vertrouwen, hoe klein en wankelbaar zelfs hun verrijzenisgeloof.

Veni Sancte Spiritus’

Maar de Geest heeft hen ingrijpend veranderd. Want de Geest is het licht in ieder mensenhart. Hij is ieders grote trooster. De aangename gast van je ziel. Een heerlijke verkwikking. Een rustpunt als je geestelijk uitgeput bent. Een beschutting tegen de hitte van de zon. Een balsem voor je gewonde ziel. Dat alles is en doet de heilige Geest. En dat zijn geen beweringen in het wilde weg of zomaar een lyrische ontboezeming. het zijn de woorden van het Gregoriaanse ‘Veni Sancte Spiritus’ van Pinksteren.

En kijk dan eens naar dezelfde twaalf apostelen van daarstraks. Wat zijn ze veranderd : eerst zo schuw en bang, en plots zo moedig midden de menigte op het tempelplein. Met een vertrouwen en een overtuigingskracht waartegen geen enkele taalbarrière bestand is. De schuchtere goddelijke vonk in het diepste van hun ziel is een uitslaande brand geworden. Vurige tongen zetten zich op hen neer, zoals de Schriften het beschrijven. Zij spreken met een heilig vuur. Dat is Pinksteren: de Geest die de vonk van het godsverlangen in ons aanwakkert tot een uitslaande brand. Die je de kracht van de overtuiging geeft. En waar het hart vol van is, loopt de mond van over.

Vandaag?

Maar als wij in Vlaanderen ons gezamenlijk kerk-zijn, ook hier, eerlijk bekijken dan moeten we ons toch wel afvragen: “waar zijn die tongen van vuur?” Wij, christenen van vandaag, lijken eerder op de apostelen van toen door behoedzaam onder te duiken in onze krimpende gemeenschap, dan wel op de die twaalf die het tempelplein op renden om midden de mensen gloedvol ons verhaal te doen.

Hoe komt dat nu? O ja, we willen beleefd blijven en onze mening niet opdringen. We zijn toch zo voorkomend en tolerant. En uiteraard moeten wij iedereen respecteren in hun overtuiging. Maar maken we het ons niet wat gemakkelijk? Is er met dat ‘respect’ ook niet een stuk ‘schaamte’ gemoeid?

Waar het hart van vol is loopt de mond van over. Maar is ons hart wel vol of hoe raakt het vol?

Pinksteren zou ons tot meer spiritualiteit moeten bewegen. Spiritualiteit heeft te maken met ‘spiritus’, met de werking van de Geest in ons. Dat kan door open te staan voor de stilte, voor inkeer, om die goddelijke vonk te ontdekken. En dat is geen monopolie van de monniken. Je moet ook niet telkens weer de stilte van een abdij opzoeken. Alhoewel het natuurlijk een aanrader blijft.

Je kan ook een stuk stilte zoeken in je eigen leven. Er zijn mensen die elke morgen een half uur vroeger opstaan of later gaan slapen dan hun huisgenoten, als alles heel stil is in huis. Dan kun je je afvragen: “Ben ik wel goed bezig? Wie ben ik? Waar ga ik naartoe? Waar vind ik de volheid van het leven? Waar is die vonk in mij die een uitslaande brand kan worden?” En dan even bidden:

Kom, Heilige Geest. Kom, Trooster. Kom, volheid.”

Hits: 7153