Opnieuw 'kind' worden van de vader

Laatst bijgewerkt: vrijdag 29 november 2019 Gepubliceerd: donderdag 21 maart 2019 Geschreven door Lode Caes

Elke zondagmorgen – vertelt Abt Manu Van Hecke – zingen de monniken van de Sint-Sixtusabdij in West-Vleteren: “Laat uw aangezicht over ons lichten. Heer onze God, keer U tot ons om te mogen zijn wie wij in uw ogen zijn. Breng in ons tot leven wat nog in het verborgene is en groeit in pijn. Zie niet onze zonden, maar laat ons opengaan in liefde en wijsheid in vergevingsgezindheid en geduld.” Op de VASTENCONFERENTIE van woensdag 13 maart in de kapel van de zusters Karmelietessen op de Frezenberg, pleit hij om ons in de veertigdagentijd, door gebed, aalmoes en vasten inniger te verbinden met God, de medemens en onszelf.

In deze veertigdagentijd blijven we steevast spreken over ‘de vasten’. ‘VASTEN’ is een middelnederlands woord en betekent ‘vastmaken’ en ‘vasthouden’. Verwonderlijk want hebben we dan niet van alles los te laten, ons te onthouden van ... Het woord gaat in zijn diepe betekenis echter de andere richting uit.

Elk jaar bereiden we ons in de veertigdagentijd voor op een ontmoeting met Pasen met de ‘levende’, verrezen Heer. Daarom kijken we hoe het met ons gesteld is. Hoe wij in het leven staan als christen. “Wij zijn van Christus”, zegt Paulus m.a.w. ‘Hij is ons leven’. Hij is onze identiteit. In de veertigdagentijd worden we dan ook uitgenodigd om Hem als de kern van ons geloof ‘vast te houden’.

Maar is Hij wel de enige Heer en meester van mijn bestaan? Ben ik niet een ‘praktische atheist’? Dat ik in de praktijk van mijn dagelijks leven geen rekening met Hem hou als ik een concrete beslissing neem. Laat ik hem dan meespreken? Mag hij overal bij mij binnen? In mijn lichaam, mijn geest, mijn hart en in mijn hebben en houden? Hou ik nog plaatsjes apart buiten Hem? We begrijpen dat het vaak een kwestie zal zijn van ons opnieuw ‘vast te maken’ aan Hem.

Een tweede woord dat we van oudsher met deze tijd verbinden is ‘boete’ doen. ‘BOETEN’ is visserslatijn voor het ‘herstellen’ van de gescheurde netten. In die zin heeft het een positieve connotatie. Bijeenbrengen wat uiteen ligt.

Op Aswoensdag wordt in het evangelie gebed, aalmoes en vasten van ons gevraagd. Het zijn middelen om ons hart open te stellen. Via het gebed voor God, via de aalmoes voor de medemens en via het vasten voor mezelf. Boete gaat om herstelwerk aan het drievoudige relatienet waar iedere mens dag in dag uit mee leeft. De relatie met de gans Andere met God, de relatie met onze medemens en de relatie met onszelf.

De relatie met God

Een journalist vroeg aan een kartuizermonnik of het niet verschrikkelijk was om dag en nacht alleen te zijn. Hij antwoordde: “God houdt me op die manier – in de stilte – vast.” Dat antwoord raakte en opende voor hem een wereld van grenzeloze diepte waar een mens zich in zijn eenzaamheid geborgen voelt. Omdat God ons vasthoudt mogen wij ons aan Hem vastklampen. Bidden is ‘het over en weer’ tussen God en de mens. Hij is Iemand waarmee ik mag spreken en die luistert naar mij. Hij is de ‘grote luisteraar’. Is onze zondagse eucharistie nog zo’n ontmoeting? ‘Een ‘rendez-’vous met ons Heer’?

In het evangelie van Aswoensdag (Matteüs 6, 1-6.16-18) wordt God meerdere keren ‘Vader’ genoemd ... die in de hemel is, in het verborgene .... Met God in relatie treden is onszelf zien als een kind van Hem. En we kunnen die relatie enkel als een kind beleven als dat in ons mag naar boven komen. Als we die ‘afhankelijkheid’ – misschien een lelijk woord – tenminste aankunnen. Jezus zegt in het Marcusevangelie (10:14-15) “Laat de kinderen bij me komen, hou ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij. Ik verzeker jullie: wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan. Vasten is dus oefenen om ‘kind’ te worden en dat lijkt op het eerste gezicht simpel maar het is zeer radicaal. Dat gezongen gebed in de inleiding ‘om te mogen zijn wat we in Uw ogen zijn’ is het kind in onszelf aanvaarden. Zijn zoals we zijn en beseffen dat we het leven niet alleen aankunnen.

Kind zijn is ook onze kleinheid en onze kwetsbaarheid durven zien. We zijn fragiele mensen om te kunnen overleven bouwen we spreekwoordelijke schermen en muren rond ons heen. Dan wanen we onszelf onkwetsbaar. Maar dat is slechts schijn.

Ons gebed is een relatie aangaan met die Vader. Psalm 131: “Heer, niet verheft zich mijn hart, mijn ogen vermeten zich niet.Ik begeef mij niet in wat te groot is,te wonderbaarlijk voor mij. Neen, bedaren liet ik, verstillen mijn ziel als een kind bij zijn moeder geborgen. Als dat kind zo voel ik mijn ziel. Van u Heer verwacht ik alles.” De veertigdagentijd is een sterke tijd voor gebed, ook voor het samen bidden.

De relatie met de medemens

Een van de eerste woorden van de Schrift is : “dat het niet goed is dat de mens alleen is”. En dan schept God Eva. De mens is een relatiewezen met ‘een over en weer’ naar anderen toe. Doorheen de aalmoes worden we uitgenodigd om ruimte te scheppen voor de andere. Ook hij mag bij mij binnenkomen met zijn vragen, noden en ‘zijn zijn’. Dat laatste is nog sterker dan iets te geven, iets van onze overvloed doorschuiven naar een minder bedeelde. Je kunt ook ‘om’ iemand geven. Het maakt het perspectief van ons ‘geven’ nog breder.

Het scheppingsgeloof leert ons dat we als mens nooit ‘bezitters’ zijn maar altijd ‘beheerders’, eerlijke verdelers van de goederen op aarde. Hoe geven we de aarde – dat geschenk van God – door aan de volgende generaties? Of gebruiken we haar enkel voor eigen kortzichtig gewin? God is schepper en met zijn schepping heeft hij alle generaties voor ogen.

Geven omwille van de andere! Niet geven voor ‘mijn goed gevoel’. In het hetzelfde evangelie staat het heel poëtisch uitgedrukt: “je moet zo geven dat je linkerhand niet weet wat je rechter doet”. Zoek ik mijn medemens te binden, te gebruiken voor mijn eigen doeleinden of aanvaard ik hem zoals hij is, om wie hij is en niet om wat hij doet, of om wat hij kan, of hoe nuttig hij voor me is? Het gaat erom de andere met diepe eerbied te benaderen.

In een kerstbrief van enkele jaren geleden voor zijn Arkgemeenschap schrijft Jean Vanier: “Het Woord is Vlees geworden voor ons, opdat wij de overgang zouden maken van gericht zijn op onszelf naar ons openen voor de ander, in nederigheid en oprechtheid. Het is niet gemakkelijk lief te hebben en slagbomen neer te halen en ons opsluiten … hoe ouder ik word, hoe meer ik me bewust word van mijn fouten, mijn angsten, mijn blokkades en mijn relationele moeilijkheden. Er moet altijd een gevecht zijn tussen het verlangen eenvoudige relaties van gemeenschap te beleven en de behoefte aan macht en controle over de ander.” Erken ik dat mechanisme als ik met anderen omga? Dat gevecht? Geef ik er mij rekenschap van, dat het niet door mijn eigen inspanningen is dat ik kan veranderen? En dat ik zo de innerlijke vrijheid kan verwerven die mij zal toelaten te beminnen? Mijn hart van steen heeft nood aan verandering. Gods liefde is een hart van vlees, kwetsbaar en open.

Zie ik al hoe belangrijk het is om God als een vader te beleven? Wij zijn kinderen van diezelfde Vader en daarom zijn onze medemensen onze broeders en zusters. Zijn zorg gaat uit naar ons allen. Een aalmoes geven is dat beamen. God geeft het aan zijn kinderen. We zijn er nog lang niet, maar durven we geloven in dat perspectief?

Een kleuterleidster schreef dat het doel van de opvoeding is, dat kinderen los komen van zichzelf en van hun grilletjes, van hun 'ikje', zodat ze meer open komen voor de anderen. En daar hebben we grenzen en structuren voor nodig. Om te leren luisteren. Opvoeden is leren los te komen van zichzelf, gericht op de anderen. Zo hebben wij het als ‘godskinderen’ het steeds opnieuw te leren, ons te richten op de andere en hen toe te laten. Anderen ervaren we vaak ten onrechte als stoorzenders.

Aalmoezen geven is materiële goederen delen maar evenzeer zorgzaamheid, dienstbaarheid, aandacht en tijd besteden, iemand iets gunnen, luisteren en vergeven. Veel mensen hebben grote nood aan vergeving en leven met schuldgevoelens. Vergeven is een moeilijk proces. Het vraagt tijd, veel tijd.

De relatie met onszelf

Vasten is onszelf vasthouden, hervinden of de relatie met onszelf herstellen en is misschien wel het moeilijkste. Vasten als een confrontatie met wat we ‘teveel’ vasthouden, eten en drinken, babbelen en het liefst over een ander, onze zinnelijkheid, ons imago en onze populariteit. Het zijn allemaal zaken waar we vol van zijn en die ons kunnen vullen. Vasten is vrijkomen van onze goden en kleine verslavingen, vrijkomen van ons onvermogen de hele waarheid omtrent onszelf onder ogen te zien. Vasten is een hulp onszelf te leren kennen zoals wij zijn. De waarheid omtrent onszelf. En een hulp om onszelf te aanvaarden. De moeilijkste waarheid draait om hoe we zelf in elkaar zitten.

De eerste woorden van het Weesgegroet: “Wees gegroet, vol van genade, de Heer is met u ...” nodigen ook ons uit een ‘open ruimte’ te worden. Dat God ons met zijn genadigheid kan gaan vullen en zo grootse dingen aan ons kan doen geschieden. Alweer vrijkomen, ‘versterven’ van al die nepvullingen. Sterven aan onszelf opdat we God beter zouden kunnen vasthouden.

Een houding van ontvankelijkheid en niet van grijpen. Het is zo anders als je het krijgt dan als je het pakt. Durven we zo te leven, afhankelijk van wat we krijgen? Het bidden voor en na de maaltijd is zo’n klein, bewust moment van ervaren van zijn stille zorg. Vasten is ook durven vertrouwen.

Vasten is ook hier weer durven geloven dat we kind zijn van de Vader die zorgt voor ons. En Hij zorgt voor zijn schepping. Danken en leren wij beseffen dat er voor ons gezorgd wordt? Maar Hij laat de verdeling van zijn zorg aan ons over en aan onze verdeelsleutels schort er nog iets. Alles heeft Hij over voor zijn kinderen en dat is het tegendeel van dat krampachtig voor onszelf zorgen, waardoor we in de greep komen van onze primaire behoeften. En dan willen wij ook geen kind van God zijn. Dan pakken wij en grijpen wij in plaats van te ontvangen.

Gebed, aalmoes en vasten zijn de sleutels tot herstel van onze drievoudige relatie met God, de medemens en met onszelf, onze ontmoeting met Pasen, met de verrezen Heer.
Hits: 9734