Wij, Vreemdelingen en Priesters

Laatst bijgewerkt: maandag 04 juli 2022 Gepubliceerd: donderdag 19 augustus 2021 Geschreven door Lode Caes

 

In het nieuwe werkjaar worden we als christenen uitgedaagd om de vreugde van het evangelie met elkaar en met de wereld te delen. Kan dit nog wel in een omgeving waar je als gelovige tot een minderheid behoort, een vreemdeling bent geworden in eigen midden, zonder te verzuren of moedeloos te worden? Hoe het geloof behouden, het zelfs uitdragen, er vreugde aan beleven ondanks het feitelijk afhaken van vrienden en generatiegenoten?

Paus Fransciscus zegt daarover nog in een videoboodschap op 8 augustus ll.: “De eigenlijke roeping van de Kerk is om het Goede Nieuws te verspreiden, niet om zieltjes te winnen. Haar roeping is om te evangeliseren: sterker nog, het is eigen aan de identiteit van de Kerk... Zonder vooropgezette ideeën, zonder ideologische vooroordelen, zonder onbuigzaamheid, maar vooruitgaan vanuit een spirituele ervaring, een ervaring van gebed, een ervaring van naastenliefde, een ervaring van dienstbaarheid. Ik droom van een missionaire roeping, om de ander te ontmoeten, zonder te willen bekeren, .... Laten we niet vergeten dat de Kerk 'altijd' in crisis is en dat komt omdat ze niet dood is maar leeft…”

Evangeliseren en missionering zijn beladen termen waar ook missioloog Stefan Paas een helder licht over laat schijnen. In zijn boek ‘Vreemdelingen en Priesters’ schetst hij wat het betekent om kerk te zijn in een omgeving dat het geloof niet meer als relevant beschouwt voor het leven. Wat het betekent om als gelovige gezien te worden als een ‘vreemde’ eend in de bijt. Hoe je als gelovige ‘priesterlijk’ kunt leven. Hoe je God en naaste kunt dienen in onze tijd?

Pogingen om de wereld te bekeren in naam van Jezus Christus werden (en worden vaak nog) gezien als probeersels om een bepaalde, westerse religieuze manier van leven op te dringen aan de hele mensheid. In een tijd waarin de niet-westerse wereld emancipeert, het westen zelf geseculariseerd en pluralistisch is geworden, kan zending gemakkelijk beschouwd worden als overbodig of zelfs als bedreigend. Dat doet echter geen recht aan het wezen van de christelijke zending zelf. Die is ook veel ouder, breder en diverser is dan de relatief korte periode waar in hoofdzaak Europeanen en Amerikanen de laatste eeuwen op missie gingen in de hele wereld.

Minderheid versus meerderheid

Het christendom heeft zich van het begin af – en nu nog – gekenmerkt door een verhouding tussen een toegewijde minderheid gelovigen en een grote meerderheid die losser of zelfs afwijzend tegenover het christelijk geloof staat. Op dit punt is het bijvoorbeeld verleidelijk een vergelijking te maken tussen schattingen van het aantal christenen in het Romeinse Rijk vlak voor de verheffing tot staatsgodsdienst in 313 na Chr. (ca. 10%) en het aantal mensen dat hier momenteel minstens eenmaal per maand een viering bijwoont. Een serieus, veeleisend christendom kreeg – afgezien van heel bijzondere omstandigheden – nooit de handen op elkaar bij de grote meerderheid van de bevolking. Meer dan ooit is dat nu zichtbaar.

De droom van een uniforme christelijke samenleving is voorbij. Jezus gaf zijn leerlingen de opdracht om zout in de wereld te zijn, niet om van de wereld een zoutvallei te maken. Sinds lang moeten we vandaag opnieuw leren ons christen-zijn te beleven en uit te dragen zonder in vrijwel alle opzichten ‘sterker’ te zijn dan zijn dan de ons omringende cultuur. Sterker nog, je kunt vandaag – los van het christendom – best een goed mens zijn. Daarom is het ook niet eenvoudig om duidelijk te maken wat nu precies de ‘meerwaarde’ is van dat christelijk geloof. We kunnen met de woorden van de apostel Paulus weer leren wat het betekent om ‘zwak’ en ‘dwaas’ in de wereld te zijn. 

Vreemdeling zijn

Een startpunt hiervoor vinden we in de eerste brief van Petrus. Hier richt hij zich tot de ‘uitverkoren vreemdelingen die in de verstrooiing leven’. Afgezien van dit openingsvers, spreekt Petrus nog tweemaal in deze brief over de vreemde identiteit van christenen. Daarmee bedoelt hij dat zij ‘anders’ en ‘machteloos’ zijn. Zij zijn anders in die zin dat hun christelijke identiteit geen privé-aangelegenheid is. Christen-zijn doe je niet in je eentje. Ze zijn machteloos in die zin dat zij volgens Petrus niet de macht hebben om de samenleving zo in te richten dat hun eigen leven er wat gemakkelijker door wordt soms wel ten koste van anderen. Dit gevoel van vreemdeling-zijn is in éénklank met onze tijd. Onze samenleving wordt door onze politici ook niet langer ingericht volgens louter christelijke principes en zij is er niet meer op gericht het leven voor christenen net iets gemakkelijker te maken dan voor andere mensen. Soms zelfs het tegendeel.

Priester zijn

Dit is echter voor Petrus geen oproep om van de weeromstuit zonder meer een ‘tegencultuur’ te gaan vormen, een soort ‘heilige rest’ die zich afkeert van de wereld. Vreemdelingschap betekent geen vijandschap. Ondanks de gespannen situatie waarin Petrus’ lezers verkeren, blijkt echter nergens uit de brief dat zij zich moeten afzetten tegen de wereld. Dat vreemd- of anderszijn is voor hem niet negatief. Petrus noemt hen bijna flatterend ‘een koninkrijk van priesters’, een verwijzing ook naar ons algemeen priesterschap waarmee elke gedoopte aan de slag kan gaan.

Israël bijvoorbeeld moest ook als een koninkrijk van priesters een model zijn van toewijding aan God. Het moest als gemeenschap als het ware voor alle volken een doorkijk zijn naar God. Petrus werkt dit op allerlei manieren uit voor de Kerk, maar het komt hierop neer: als vertegenwoordiger van God bij de mensen heeft een geloofsgemeenschap een dienende, vriendelijke, geduldige en getuigende levensstijl, net als Jezus Christus die haar voorging als priester. Ze wordt bovendien gekenmerkt door hoop op Gods verlossing en door het verlangen dat mensen om haar heen God zullen verheerlijken.

Minderheidskerk als natuurlijke staat

Dit beeld van de Kerk als algemeen priesterschap doet voluit recht aan de hedendaagse ervaring dat de Kerk een minderheid is en allicht ook zal blijven. Priesters vormen per definitie al een minderheid die zich toewijden aan het belang van velen. Er is niets vreemds of onvoltooids aan een minderheidskerk, integendeel: het is haar ‘natuurlijke staat’. De Kerk is in deze visie geroepen uit de wereld en zich daarvan zonder complexen te onderscheiden, zonder in een positie te belanden waarin zij tegenover de wereld komt te staan. Zij zal een open en kritische blik hebben op alles wat mensen in onze cultuur van God en van elkaar vervreemdt en het hart openen voor al wie naar Hem op zoek is. In deze openheid maakt de Kerk zich niet zo druk over de wie er nog wel bij hoort en wie niet. In plaats daarvan zal zij zich veel meer middelpuntzoekend opstellen.

Deze vorm van priesterkerk maakt geen keuze tussen kerk ‘van’, ‘voor’ of ‘tegenover’ het volk te zijn. Zij is alle drie tegelijk, omdat zij de mensen vertegenwoordigt bij God en God bij de mensen. Daarmee kan zij op vandaag een spiritueel motiverend en uitdagend model van kerkzijn, bij uitstek voor kleine gelovige gemeenschappen in een niet-christelijke omgeving. Dat is zo omdat deze benadering de minderheidssituatie van de Kerk niet primair ziet als een probleem, maar als een voorrecht en een roeping.

Bekommerd om iedereen

Samen priester zijn in de brede zin van het woord, betekent niet dat we ons voortdurend druk maken om de mensen die (nog) geen priester zijn en het ook niet willen worden. Het betekent dat wij ons ook namens hen, God de lof te brengen die hem toekomt. Als ik naar de kerk ga als enige uit mijn straat of als enige uit mijn familie, dan doe ik dat ook namens mijn buurt of mijn familie. Christen-zijn betekent op dat moment: priester zijn uit naam van de bewoners van de straat, offeren ten behoeve van de familie. Ouders gaan voor hun kinderen, kinderen voor hun ouders, buren voor elkaar. Niemand van ons kan de volheid van Christus onafhankelijk van anderen bereiken. In dit model staat niet zozeer de kwantitatieve groei van de Kerk maar wel haar vermogen – hoe klein ook in getal – de mensheid in de volheid van Christus te vertegenwoordigen voor God. Een koninkrijk van priesters moet zich op elke plaats en tijd de vraag stellen of zij werkelijk een kerk is die rijk en veelkleurig genoeg is om Christus te laten zien aan de mensheid. Zijn er groepen, generaties, klassen die ondervertegenwoordigd zijn of zelfs afwezig? Zijn er mensen in die zo eenzaam zijn dat zij ‘geen mens’ hebben die hen naar het water brengt of die uit hun naam dankt, bidt, zingt, spreekt?

Daarmee is dit een model dat flexibel reageert op de pluralistische, multiculturele samenleving en een positief ideaal neerzet: ‘samen met alle heiligen’ een plaatselijke representatieve aanbiddende gemeenschap (of netwerk van gemeenschappen) vormen. Daarom is er in dit model ook voluit plaats voor evangelisatie en bekering, zelfs al weten christenen dat slechts een minderheid van de mensheid priester zal zijn.

‘Vreemdelingen en priesters, christelijke missie in een postchristelijke omgeving’ door Stefan Paas, Boekencentrum.

Hits: 6401