MARIA TENHEMELOPNEMING, de Maria-verering in het geding?

Laatst bijgewerkt: zondag 16 april 2023 Gepubliceerd: dinsdag 10 augustus 2021 Geschreven door Lode Caes

(Afbeelding: ‘Maria Tenhemelopneming en Koningin-Moeder in de kerk van Brielen’)

De wandelmicrobe, als tegengif voor het coronavirus, heeft zo zijn gevolgen. Na de eerste lockdown in het voorjaar 2020 waren vieringen en bedevaarten ter ere van Maria in kalenders en agenda’s ver te zoeken. Ook de tweede lockdown maakte dat de traditionele rozenkransmaand, oktober, praktisch in het niet verdween. Niet zo in de lente van 2021. Maria was weer hip o.a. via wandel- en zoektochten naar plaatselijke kapelletjes, stappend op de tonen van: “Waar men gaat langs Vlaamse wegen, komt men U Maria tegen…”. Nostalgie? Volkse devotie? Bijgeloof? Afgodsdienst?

In het levendig houden van de oecumenische gedachte, is Maria zeker dé struikelblok voor het Protestantisme. Het komt hierop neer dat de protestantse leer zich uitsluitend op de Bijbel baseert. In die Bijbel vindt men geen of onvoldoende redenen om Maria te eren met titels als ‘Eeuwige Maagd’, ‘Moeder Gods’, ‘Koningin-Moeder’, ‘Moeder van de mensen’, ‘Moeder van de Kerk’ enz.. Dan zwijgen we nog van de beelden (schilderijen en beeldhouwwerken) in de katholieke en orthodoxe kerken. Volgens het Oude Testament is het maken van beelden verboden en daar houden protestanten zich aan.

Misschien is het – in het vooruitzicht van het jaarlijks grootste Mariafeest op 15 augustus – dé gelegenheid om één en ander uit te

klaren. We beroepen ons hierbij o.a. op een boekje, getiteld: ‘Jezus en de Joodse wortels van Maria’ van Brant Pitre. Het is in het Engels uitgegeven in mei 2018, recent in het Nederlands vertaald en uitgegeven bij uitgeverij Betsaida in Amsterdam. De auteur is een Amerikaan, opgevoed in een katholiek gezin. Als jongeling maakt hij kennis met de protestantse, doopsgezinde Elisabeth. Vóór ze gaan trouwen, ondergaat Brant een kruisverhoor over zijn geloof. Hij slaat zich behoorlijk uit de slag maar wanneer het over Maria gaat, staat hij met zijn mond vol tanden.

Op latere leeftijd studeert Brant theologie en bijbelwetenschappen. Tijdens die studies, en zijn later werk als professor, gaat hij op zoek naar de antwoorden over Maria die hij – zoveel jaren geleden – aan de doopsgezinde dominee schuldig bleef. We moeten – na kritische lezing - toegeven dat we heel wat bijgeleerd hebben en voor een groot stuk gerustgesteld zijn dat onze bewondering voor Maria niet afgekraakt werd, maar integendeel in evidentie gesteld en vooral verduidelijkt werd.

Brant graaft diep in zowel het Oude Testament als het Nieuwe Testament. De vondst van de Dode-Zeerollen brengt veel bruikbare zaken aan het licht. Hij bestudeerde de Joodse bijbel en de teksten van joodse geschiedschrijvers en kerkvaders uit de eerste eeuwen. Deze laatsten – zowel joodse als christelijke auteurs – waren erg bekend met de teksten uit het Oude Testament. Ze legden verrassende verbanden met het Nieuwe Testament en kenden de verzuchtingen van de eerste christenen uit de eerste hand.

Eerste christenen

Hier was al snel sprake van een zekere verering van Maria, de moeder van Jezus. Als vanzelfsprekend werd aanvaard dat zij een héél belangrijke rol heeft gespeeld in het verlossingswerk van haar zoon. Wanneer Jezus de nieuwe Adam wordt genoemd, is er onmiddellijk ook de parallel met Maria als de nieuwe Eva. Beiden zijn a.h.w. de stichters van een nieuwe wereld. Als men inzoomt op de overeenkomsten tussen het leven van Jezus en het leven Maria komt men als vanzelfsprekend bij eretitels als ‘Voorspreekster’, ‘Moeder Gods’, ‘Hemelse Koningin’ en ‘Maria-Tenhemelopgenomen’ enz.

Meer nog: het blijkt dat, door een dieper begrip voor Maria, men tot een dieper begrip van Jezus zelf komt. Alles wordt wetenschappelijk onderzocht en onderbouwd op grond van de bestaande Hebreeuwse en Griekse teksten uit de christelijke en de joodse bijbel en de geschriften die er in de eerste eeuwen op gebaseerd zijn. Hierbij doet de auteur ook een beroep op talrijke moderne exegeten vooral ook van protestantse zijde die, volgens de auteur, meestal tot dezelfde inzichten komen. Hier doen we een poging om, kort, tot de belangrijkste besluiten (lees: eretitels voor Maria) van Brant Pitre te komen zonder de hele redenering, die eraan voorafgaat, uit de doeken te doen. Alleen de lectuur van het boek zelf kan je overtuigen.

Onbevlekt ontvangen

Concreet gaat de auteur terug op het paradijsverhaal met de zondeval waarin God stelt dat hij vijandschap maakt tussen het nageslacht van de slang (duivel) en het nageslacht van de vrouw (Eva). Maria, de nieuwe Eva, wiens zoon door zijn kruisdood de duivel in het nauw zal drijven. Zoals Eva zonder zonde door God geschapen is, zo mag ook Maria genoemd worden als de ‘onbevlekte’. Meteen een eerste stap in de verantwoording om Maria te zien als dé uitzonderlijke vrouw die zonder de erfzonde is geboren en heel haar leven zonder zonde is gebleven.

De ‘ark van het verbond’ bevestigde de aanwezigheid van de Geest die het Joodse volk door de woestijn heeft geleid. Die ark is verdwenen en … mét de Geest naar de hemel verhuisd. Hoe dat allemaal te verklaren en te begrijpen is, wordt bijbels gestaafd. De betreffende analyse is evenwel te ruim om in dit artikel te worden opgenomen. Ik verwijs dus naar de blzn. 55-86. Kort: Maria is de nieuwe ark van het verbond, waarin de Geest werkzaam was; naar analogie werd Maria ook in de hemel opgenomen.

Koningin-moeder en voorspreekster

Even een zijsprong over de betekenis van de titel ‘Koningin-moeder’. In de tijd van het oude Israël, bestuurt de moeder van de koning mee het rijk, zij het op de tweede plaats. Die plaats maakt haar tot ‘voorspreekster’ bij de vorst. Als moeder van Jezus, de vredevorst, heeft Maria recht op de plaats van koningin-moeder en dus ook als moeder van God (of God-met-ons = Immanuel). Van dat ‘voorspreken’ zien we een duidelijke voorafbeelding in het Nieuwe Testament, in het verhaal van het wijnwonder in Kana.

Eeuwige Maagd

Dan het maagd-zijn van Maria en de vraag of zij nà de geboorte van Jezus nog kinderen zou gehad hebben. Blijkt dat Maria, bij het bezoek van de engel Gabriël, ‘geen man bekent’ en daarin ook later gerespecteerd werd door Jozef. Dat er in het Nieuwe Testament herhaaldelijk sprake is van de broeders van Jezus wordt verklaard door het gebruik van de term ‘broer’ voor zowel de echte broer als voor een neef. (Tussen haakjes, en los van de boek van Pitre, wordt in het apocriefe evangelie van Jakobus melding gemaakt van Jozef, die weduwnaar was met vijf zonen vóór hij Maria toegewezen kreeg vanuit de tempel. Zijn jongste zoon was Jakobus die het dichtst bij Jezus, zijn kleine stiefbroer, stond. Bij het begin van dat ‘proto- evangelie’ is te lezen dat Maria door haar moeder Anna en vader Joachim aan de tempel werd geschonken, wat meteen ook het levenslange maagdschap kan verklaren). Hoe dan ook, we kunnen, met Brant Pitre, besluiten dat Maria, doorheen heel haar leven, maagd is gebleven en dus de titel van ‘Eeuwige Maagd’ verdient.

Moeder van smarten

Komt dan de vraag naar de barensweeën van Maria. Hiervoor wordt teruggegaan naar de geboorte van de Messias. De profeet Jesaja (O.T.) heeft lang daarvoor voorspelt dat de moeder van de Messias geen barensweeën zou hebben. Dat wordt ook bevestigd in de latere geschriften. Als er werkelijk sprake zou zijn van barensweeën dan werden die blijkbaar opgespaard voor … onder het kruis zoals blijkt uit het grondig bestuderen van de tekst over ‘de vrouw’ in het boek van de Openbaring, de Apocalyps van Johannes. Hieruit blijkt dat Maria ook tijdens de ‘bevalling’ maagd is gebleven. Tijdens de kruisweg, de kruisiging, het sterven en de begrafenis van Jezus, voelde Maria extreme pijnen, als waren het ‘uitgestelde’ weeën… . Met alle redenen mogen we haar noemen: ‘Moeder van smarten’.

Verering versus aanbidding

Er is nog meer dat uit deze boeiende en verrassende lectuur naar boven komt wat betrekking heeft op de erkenning en verering van Maria sinds de eerste eeuw(en) van het Christendom. Op enkele uitzonderingen na was er toen al duidelijk sprake van ‘verering’ en niet van ‘aanbidding’. Dat standpunt is tot op heden niet veranderd. Dat men in de latere eeuwen soms (overdreven) accenten is gaan leggen en de verering uitgebreid werd met het maken van afbeeldingen, liederen, toneel, stoeten en bedevaarten, … heeft tot conflicten en scheuringen binnen het Christendom geleid. Jammer. Komen daarbij de latere dogma’s – eigenlijk de bevestiging van wat men sinds de eerste christenheid al lang geloofde en beleed. Zo was er nog in 1950 het dogma over de tenhemelopneming. Dat deze pauselijke tussenkomst de oecumenische gedachte niet ten goede komt, is duidelijk.

Hoe dan ook, het Mariafeest op 15 augustus, krijgt bij lezing van dit werkje voor ons een vernieuwde boost, niet omwille van de bijzondere titel waarmee de moeder van Jezus geëerd wordt maar omdat haar voorbeeld van eenvoud, nederigheid, onthechting, stil lijden, medeleven, vertrouwen, … een licht blijft in deze troebele tijd waar alle christenen de hoop op vrede op deze wereld levendig kunnen en moeten houden en dat sinds de eerste eeuwen.

Sint-Jozef

Toen dit artikel klaar was, herinnerden wij ons een boekje, getiteld ‘Maria in de bijbel, in ons leven’ van de hand van Wilfried Stinissen, uitgegeven door Carmelitana, Gent in 1983. De bijdrage van Maria aan het verlossingswerk van haar Zoon wordt chronologisch volgens het Nieuwe Testament aangeraakt en wordt stevig onderbouwd met verwijzingen naar het Oude Testament en verder uitgebouwd met de bevindingen van de eerste kerkvaders. Hier komt o.a. volgende vermelding over de bescheiden rol van Jozef. Indringend-pijnlijk, te lezen voor elke vader in Lc 2, 48-49 hoe Maria Jezus, in de tempel, terecht wijst en zegt: “Kind, waarom hebt Gij ons dit aangedaan? Denk toch eens met wat een pijn je vader en ik naar U hebben gezocht.” Het antwoord van de twaalfjarige Jezus: “Wat hebt Gij toch naar Mij gezocht? Wist je dan niet dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?”

Hits: 4327