Gelovig beleven
Wij, Vreemdelingen en Priesters
In het nieuwe werkjaar worden we als christenen uitgedaagd om de vreugde van het evangelie met elkaar en met de wereld te delen. Kan dit nog wel in een omgeving waar je als gelovige tot een minderheid behoort, een vreemdeling bent geworden in eigen midden, zonder te verzuren of moedeloos te worden? Hoe het geloof behouden, het zelfs uitdragen, er vreugde aan beleven ondanks het feitelijk afhaken van vrienden en generatiegenoten?
PINKSTEREN, de Geest als Trooster
Waarmee zouden we het Pinksterfeest kunnen vergelijken? Het is zo’n mooi feest, maar buiten de ‘terrasjesgekte’ is er niet bijster veel enthousiasme te bespeuren onder de bevolking. Het feest van de Heilige Geest veroorzaakt weinig geestdrift. Het is zeker in onze tijd vooral een ingetogen feest.
Een herdenken van wat er destijds gebeurd is met de leerlingen van Jezus en een voorzichtig zoeken naar wat dat voor ons in deze tijd kan betekenen.
Afbeelding ©Gerd Altmann – Pixabay
HEMELVAART, verder gaan in de Geest
Het zou niet eerlijk zijn te doen alsof de vrienden van Jezus na zijn dood, na zijn sterven geen diepgaand rouwproces zouden hebben gehad. Dan zou het evangelie volkomen buiten hun leven zijn komen te staan. En niemand zou zich hierin ook maar herkennen. Natuurlijk waren die mensen totaal ontredderd. Want Jezus was dood. Hun hoop lag in duigen. Als Kerk besteden wij niet zoveel aandacht aan het gebeuren. Er is de dag van Goede Vrijdag waarop we het gemis mogen voelen, maar de dag erna moet het zeker over zijn. Dan haasten we ons om te zeggen dat de Heer verrezen is. Maar eigenlijk is dat niet reëel.
Langs dezen weg zet geenen voet of zeg Weesgegroet Maria ...
Op vele plaatsen bestaat nog de hardnekkige maar toch teruglopende traditie om in de meimaand, in groep de rozenkrans te bidden aan een van die vele veldkapelletjes. Op het eerste gezicht lijken ze in het landschap, als klein historisch erfgoed, de stille getuigen te zijn van een verleden zonder veel toekomst. Die zwakte is echter ook hun kracht omdat ze de veruitwendiging zijn van een diepgewortelde volksreligiositeit.
De Kerk is fantastisch !
In een peiling in 2018 naar vertrouwen in instituties, bungelde de Kerk met nauwelijks 11 procent helemaal onderaan het lijstje. Als je de Kerk genegen bent, behoor je net als kerkjurist Rik Torfs tot dat kleine kransje, en al helemaal als je met hem zoals in zijn boekje ‘De Kerk is fantastisch’ de loftrompet over de Kerk steekt. Daarin bezingt hij in acht coupletten de luister van de rooms-katholieke Kerk: haar gebouwen, haar geloof in de verrijzenis, haar functie als veldhospitaal en oase, een plek van schoonheid en humor, een pleisterplaats voor (on)gelovigen en … een oord van verrotting, ook dat laatste beschouwt hij als iets positiefs. Torfs benoemt expliciet het kwaad in de Kerk, maar hoedt zich voor een genadeloze kritiek op het instituut. Kerk en geloof zijn voor hem geen synoniemen, en de wandaden van geestelijken of mede-gelovigen hebben zijn geloof dus niet aangetast. Maar juist in haar onvolmaaktheid ziet hij iets fantastisch, die liefde kan opwekken. ‘Gebreken maken de geliefde tot wie hij of zij is.’ en ‘Enkel in de Kerk kun je nog in alle rust onvolmaakt zijn zonder hypocriet te zijn.’